Scholtengoederen vertellen een verhaal
Verspreid over het buitengebied van vooral Winterswijk (Achterhoek) zijn nog vele statige herenhuizen en boerderijen te zien. Het zijn de zogenaamde scholtengoederen waarvan het ontstaan stamt uit de tijd van de middeleeuwen (ongeveer vanaf het jaartal 500 N.C tot 1500 N.C.) Scholtengoederen met hun historie en geschiedkundige verhalen van glorietijd tot ondergang. De zweem van rijkdom en cultuur welke nog altijd aanwezig is in het landschap.
De status van een scholtenboer
Scholtenboeren beheerden in en na de middeleeuwen een scholtengoed en deden dat in opdracht van een landheer. Rond de omgeving van Winterswijk en Aalten waren dit de graven van Gelre (waaronder nazaten van Oranje-Nassau) of de Münsterse kloosters (waaronder geestelijken). Ze benoemden voor hun gebied een scholtenboer om het landschap te beheren en de overeenkomsten met de pachtboeren te innen in geld en natura. Begin 18de eeuw waren er wel honderd pachtboeren die veelal een arm bestaan hadden. De scholtenboeren profileerden hun rijkdom, macht en welstand in de bouw van grote scholtenboerderijen met veel schuren en een statige en dure uitstraling.
De scholtenboerderij als blikvanger
Scholtenboerderijen zijn boerderijen met allure en hebben een soort aantrekkingskracht in de omgeving. Statig en mooi. In het verleden zijn ook kosten nog moeite gespaart om de rijkdom te laten zien. Rijkdom uitstralend door onder ander:
- Bentheimer stenen te gebruiken (Bentheimer zandsteen werd voornamelijk toegepast in belangrijke gebouwen);
- gevelstenen, geboortestenen, sluitstenen, versierde muurankers, levensbomen of geveltekens te gebruiken;
- van architectuur gebruik te maken, zoals neogotiek en Art Nouveau;
- segmentbogen boven de ramen, witgeschilderde aanzetstenen, pilasters, brede geprofileerde daklijsten of spekbanden te gebruiken;
- grote bijzondere tuinen aan te laten leggen
- veel schuren te hebben op het erf.
De omgeving
Het landschap bestond in de middeleeuwen uit woeste gronden. Bossen waar wilde zwijnen en wolven leefden, beekjes die kronkelend hun weg naar het westen vonden en heide-, veen- en moerasgebieden. Vanaf 1810 stimuleerde de Nederlandse overheid om de woeste gronden te ontginnen en scholtenboeren kochten zoveel mogelijk grond dat ontgonnen werd voor de landbouw om onder ander zomergraan en wintergraan te verbouwen. Graan waar de akkerkruiden als korenbloem en klaproos zomers volop bloeiden. Laantjes waar de ortolaan zijn hoogste lied zong. Maar door de uitgestrektheid van de bossen, heidelandschappen en moerasgebieden is het gebied verschoond gebleven van totale ontginning en heeft hierdoor de basis gelegd voor het huidig Nationaal Landschap Winterswijk*. Voor een gebied in Nederland waar de stilte, de rust, en de pure schoonheid van het landschap nog heerst.
* Een Nationaal Landschap is een gebied waarin zich een combinatie voordoet van agrarisch gebied, natuur en cultuurhistorie. Twintig gebieden zijn in de 'Nota Ruimte' 2004 van het ministerie van VROM aangewezen.